Echt, dood
De magie stroomde door haar lichaam. Galizeh draaide haar gezicht naar de hemel. Ze hoorde de oude vrouw Giwa lachen, ze hoorde de stukken metaal in de knieën van de priesters tegen de grond slaan. Dit gevoel was onbeschrijfelijk. Galizeh zag haar leven voor haar ogen voorbijflitsen, ze zag de man aan wie ze was uitgehuwelijkt, met wie ze nooit zou trouwen. Ze zag haar kinderen die na haar grote priesters werden. Ze zag de gezichten van alle mensen ter wereld. Ze zag geen enkel bekend gezicht - alle gezichten waren echt, ze reflecteerden wat binnenin zat. Galizeh keek Giwa aan. Ze was niet meer de heks van het kleine dorpje, maar een bloeiende jonge vrouw. Beeldschoon was ze, onmenselijk groot en machtig. De priesters, die hadden geen gezichten; een slechte priester was de man met een gezicht. De spiegels in de muren van de tempel braken zodra ze Galizeh's blik vingen. En hoewel ze zichzelf niet kon zien, wist ze wie ze was. Zodra ze uit haar kleren en schoenen was gestapt voor de tempel en in de heilige olie was gegleden, waren haar haren, haar huid verbrand. Wanneer ze eruit kwam en de heilige ceremoniën had volbracht, was ze echt geworden. Haar zwarte haren, donkere ogen, getinte huid, alles was weg. Ze was wit. Haar huid was zo zilver als het altaar waar ze op stond, haar witte glanzende haren vloeiden van het altaar af. Haar volledig witte ogen straalden een licht uit dat alles in de nabijheid verlichtte en toch geen schaduwen liet. Galizeh kon alles aan. Ze was geboren om te besturen, ze was één met de Godin. Ja, besturen zou ze! Dit land was van haar!
'Galizeh?' zei Giwa bezorgd.
Het meisje leek zichzelf in duizenden kleine witte stukjes te delen. Giwa schreeuwde iets naar de priesters. Die sprongen van hun knieën en renden naar het meisje toe. Met ingewikkelde spreuken probeerden ze het licht te doven. Maar het was allemaal tevergeefs. De priesters begrepen dat er niets meer gedaan kon worden. Ze renden een voor een over de olie naar de uitgang. Giwa greep zich aan het meisje en sloot haar ogen.
Een ogenblik later was het voorbij. De tempel was verdwenen. Toen Giwa naar boven keek zag ze een blauwe hemel, bezaaid met zilveren sterren. Het enige wat overbleef van de tempel was een beeld van de Godin en de altaar.
Galizeh was er niet. In haar plaats lag een meisje. Haar haren waren dof en grijs, haar huid verbrand, ze was blind.
Galizeh was gestorven.
Giwa zuchtte. Ze kuste het voorhoofd van het meisje en liep naar de priesters toe.
'Ze heeft het niet aangekund. Zijn er nog kandidaten? Een koningin moet er zijn, niet?'